Taalgebruik 20 punten
|
Jullie gebruiken taal die voor andere kinderen goed te begrijpen is. Bij het werkstuk zijn er geen spelfouten en de zinnen en alinea’s kloppen. Jullie gebruiken hoofdletters, punten en komma’s. |
Jullie gebruiken taal die meestal voor andere kinderen goed te begrijpen is. Af en toe maak je gebruik van ingewikkelde zinnen of vergeet je stukken van een zin. De spelling is niet altijd correct. Leestekens ontbreken soms. De zinnen zijn niet altijd correct geformuleerd. |
Jullie gebruiken taal die voor andere kinderen veel te moeilijk is of die jullie letterlijk uit een bron hebben overgenomen. Er zijn veel spellingsfouten en slechtlopende zinnen. Jullie gebruiken nauwelijks of geen leestekens. |
samenwerking |
De taken waren heel goed verdeeld. Er was goed afgesproken wie wat wanneer klaar zou hebben. Er werd op tijd en goed met elkaar overlegd.
|
De taken konden beter verdeeld worden. Niet iedereen deed evenveel. De afspraken over wie wat klaar moest hebben, waren onduidelijk. Het overleg had beter gekund
|
Onduidelijk was wie wat zou gaan doen. Er waren geen afspraken gemaakt wanneer iets klaar moest zijn. Overleg was er nauwelijks of jullie konden het maar niet eens worden.
|