Groep 1 : HISTORIEK van de archeologie Vergelijk de historische ontwikkeling van de archeologie en link dit aan de reeds besproken gangbare ideeën over archeologie ? Deed men in de oudheid ook aan archeologie ? Wat was de oorspronkelijke bedoeling van archeologie ? Vind je heden ten dage nog gelijkenissen met die oorspronkelijke bedoelingen ? Wie deed aan archeologie ? Wie doet nu aan archeologie ? Hoe dacht men vroeger over archeologie en heeft dit enig effect over hoe de meerderheid van de bevolking nu over archeologie denkt ? Hoe stond het met het aanzien (nut) van de archeologie toen ? Wat denkt de gemiddelde Vlaming vandaag de dag over het nut van archeologie ? Wat zijn huidige tendenzen in de archeologische ontwikkelingen ? Tips : Zoektermen : Groep 2 : WAT kan men zoal vinden ? Dat de meeste vondsten niet zo heroïsch en idyllisch zijn, had je ondertussen wel al door, want een archeoloog zoekt veel meer dan schatten alleen! Belangrijk is dat hij alles wat hij tijdens zijn zoektocht vindt en ontdekt, verzamelt en bewaart om zo later een zo volledig mogelijk beeld van het verleden te kunnen reconstrueren. Som uitgebreid op wat er allemaal kan gevonden worden van archeologische sporen. Maak hierbij onderscheid tussen sites uit verschillende tijdsperiodes (bvb. 1.000.000. jaar geleden, 2000 v.Chr., 500 na Chr., 1500 na Christus of zelfs 1960) en sites op verschillende plaatsen (bvb. België, Egypte, Siberië). Tracht van de gevonden materialen en voorwerpen ook enkele afbeeldingen (foto?s, tekeningen) te bemachtigen. Ook op microscopisch vlak valt er voor de archeoloog en andere wetenschappers heel wat te ontdekken. Geef ook hier voorbeelden van. Zijn alle sporen ook tastbaar of bestaan er ook sporen die je niet kan verwijderen of opgraven ? Tips : Zoektermen : Groep 3 : WAAR en HOE kan je iets vinden? Het zoeken is vaak het beginstadium lang voor de opgraving zelf. Hoe weet je nu precies waar je moet graven en waarom? Hiervoor zijn immers niet altijd schatkaarten voorhanden en niet overal in de grond is iets interessants te vinden. Ontdek dus hoe een archeoloog te werk gaat om een archeologische site te lokaliseren temidden van vele velden, bossen, steden en dorpen, maar ook onder water, in woestijnen, in grotten, enz. Met welke technieken kan je welke sporen lokaliseren ? Probeer ook na te gaan hoe het komt dat sommige sporen nog steeds detecteerbaar zijn. Tracht eveneens uit te vissen waarom bepaalde sporen, ondanks ze gelokaliseerd zijn, niet worden opgegraven. Tips : Zoektermen : Groep 4 : HOE graaf je op ? De archeoloog graaft niet zomaar « een gat in de grond », hij gaat heel beredeneerd te werk. Hij weet precies waar te starten en welke technieken hij hiervoor dient te gebruiken, wil hij zo efficiënt mogelijk te werk gaan. Vaak graaft men zelfs niet de gehele site op, want opgraven is zeer tijdrovend, kostelijk en vernietigend. Eens bepaald waar te graven, zal men niet enkel « spitten » tot men iets noemenswaardig ontdekt. Zoek uit op welke manieren men kan opgraven ; welke methode voor welke specifieke opgraving wordt gebruikt en met welke materialen gegraven wordt. Onderzoek welke factoren bepalend zijn voor de keuze van opgravingstechniek en bijhorende werktuigen ? Ga na hoe men achteraf nog weet waar men wat gevonden heeft (zowel horizontaal als vertikaal) en hoe al dat gevonden materiaal bewaard wordt. Bespreek ook het « destructieve karakter » van een opgraving en aan welke voorwaarden een archeoloog in België dient te voldoen om een opgraving te mogen uitvoeren. Tips : Zoektermen : Groep 5 : Wat gebeurt er NA de opgraving ? Het graven is slechts één onderdeel van het archeologisch proces, hetgeen erna gebeurt is minstens even belangrijk. Als de opgegraven vondsten niet bestudeerd zouden worden, heeft het weinig nut zaken uit de bodem te halen. Veel gegevens worden pas duidelijk na wetenschappelijk onderzoek in laboratoria. Men kan bijvoorbeeld een scherf uit de bodem halen, maar daarom weet men nog niet precies hoe oud deze is. Wanneer de resultaten van dergelijk onderzoek bovendien niet worden gepubliceerd, zou niemand anders dan de archeoloog iets over de opgraving te weten komen. Want is het maatschappelijk doel van archeologie niet dat iedereen kan meegenieten over de informatie over het verleden ? Zoek uit welke wetenschappelijke methodes, vaak uit andere wetenschappelijke disciplines (bijvoorbeeld : antropologie, botanie, petrologie, etc.), de archeologie tot nut kunnen zijn in het analyseren en de interpretatie van de opgegraven voorwerpen. Waarom is het zo belangrijk dat alle gevonden voorwerpen bestudeerd en beschreven worden ook al is het geen goudschat? Zoek ook eens welke Belgische instanties het gevonden materiaal analyseren. Zoek uit wat er nadien mee gebeurt. Probeer zoveel mogelijk voorbeelden te geven waar de resultaten van dergelijk onderzoek worden gepubliceerd. Hoe is zo'n publicatie opgebouwd ? Wat zijn andere methoden om de resultaten aan het publiek mee te delen ? Zijn dergelijke resultaten altijd juist ? Zoek voorbeelden van dergelijke onderzoeken die elkaar tegenspreken. Tips : Zoektermen :
Elk groepje zal één van de volgende categorieën grondig en wetenschappelijk uitdiepen via verschillende bronnen en verschillende media. In punt 4 zijn reeds enkele concrete bronnen opgesomd om jullie een houvast te geven. Het is uiteraard de bedoeling dat jullie deze zelf aanvullen met eigen bronmateriaal.
Gebruik hiervoor tijdschriften, encyclopedieën, overzichtswerken, specifieke archeologische literatuur en het internet. Om deze bronnen vlot te kunnen hanteren, werden per specifieke opdrachtcategorie ook enkele zoektermen genoteerd die je in je zoektocht in bibiotheken, archieven, maar vooral op het internet op weg helpen en toegang geven tot de juiste informatie.
Zoek eerst een overzicht van de chronologische ontwikkeling van archeologie als wetenschap. Raadpleeg in de bibliotheek ook krantenartikels over archeologie. Bezoek eens een academische bibliotheek, een archief of een provinciebibliotheek. Tijdschriften van plaatselijke Heemkundige Kringen kunnen informatie bieden over wie in de streek iets met archeologie kan te maken hebben. Surf naar webpagina?s van universiteiten en snuffel ook daar eens rond. Vraag mensen uit je omgeving wat zij van archeologie denken.
Nabonidus ; middeleeuwen en renaissance ; dilettanti ; Winckelmann ; Bonaparte ; Champollion ; Academica Belgica ; Rawlinson ; Schliemann ; Carter ; Evans ; Siret ; Leland ; Society of Antiquaries ; Museum Wormianum ; Napoleon III ; Thomsen ; Worsaae ; Montelius ; Hutton ; Jefferson ; Boucher de Perthes ; Darwin ; Childe ; Bahn ; Renfrew ; Libby ; Binford ; Rijksuniversiteit Gent ; etc.
Probeer een tijdslijn op te stellen met alle grote archeologische tijdsperiodes en noteer hierbij typische voorwerpen of zaken die die periode kunnen kenmerken, de zogenaamde gidsfossielen. Ga op zoek in archeologische en geschiedkundige overzichtswerken. Zoek in wetenschappelijke en minder wetenschappelijke tijdschriften, in krantenartikels, op het internet. Zoek in bibliotheken naar boeken over specifieke tijdsperiodes. Raadpleeg ook academische tijdschriften met vondstmeldingen (nuttig voor onderzoek naar vondsten in België), ook Heemkundige tijdschriften kunnen hier uitsluitsel bieden.
Artefacten en ecofacten ; prehistorie protohistorie historie ; silex ; grafcontext woonplaats handelsplaats riteplaats ; ceramiek ; numismatiek ; pollen ; wapens ; paleolithicum - mesolithicum neolithicum ; steentijd-bronstijd-ijzertijd ; gidsfossielen ; sporen ; context ; etc.
Tracht eerst een globale indeling te maken van de verschillende methoden. Geef bij elke methode een korte beschrijving en zoek enkele voorbeelden van archeologische campagnes die dergelijke methoden hebben toegepast. Zoek vooral voorbeelden uit onze streken. Informatie over de specifieke methoden vind je vooral in archeologische basiswerken, terwijl de voorbeelden best dient gezocht in archeologische tijdschriften. Ook het internet kan hierbij van pas komen, vooral wat betreft beeldmateriaal.
Prospectie ; schriftelijke bronnen ; luchtfotografie ; veldverkenning ; cropmarks en soilmarks ; geologie ; topografie ; actieve en passieve prospectie ; boringen ; toevalsvondsten ; archieven ; sporen en structuren ; etc.
In eerste instantie is het relevant de algemene principes die voor elke opgraving gelden te achterhalen. Probeer vervolgens te werken volgens het chronologisch verloop van een opgraving. Probeer per specifieke opgravingssituatie het verloop van de opgraving te noteren. Bijvoorbeeld : hoe graaf ik een skelet op, hoe graaf ik een grafheuvel op, hoe graaf ik een ondergronds gebouw op, etc. Raadpleeg hiervoor verschillende mehtodologische basiswerken, maar tracht ook eens een opgravingsverslag van een in België opgegraven site onder ogen te krijgen. Deze vind je vaak terug in academische bibliotheken, maar ook in stads- en provinsie-archieven. Voorbeelden van geïllustreerde opgravingscampagnes in het buitenland vind je vaak terug op internet. Ga na in je gemeente welke wettelijke bepalingen er reeds zijn getroffen voor archeologisch onderzoek. Onderzoek dit ook op nationaal niveau. Het Belgisch Staatsblad van de jaren ?90 doornemen kan hierbij een hulpmiddel zijn (zie ook internet).
Stratigrafie ; meetsysteem ; kartering ; GIS ; opgraven ; sleuf ; matrix ; theodoliet ; bemonstering ; registratie ; dagboek ; stockering ; archivering ; conservatie ; restauratie ; Belgisch Staatsblad ; Verdrag van Malta ; etc.
Belangrijk is dat je hiervoor ook bronnen gaat raadplegen die niet puur archeologisch van aard zijn. Ga op zoek naar antropologische standaardwerken, naar bronnen over botanie en zoölogie en probeer methoden die in deze wetenschappen worden aangewend te linken met de archeologie. Internet kan hierbij veel informatie bieden. Probeer ook eens enkele publicaties van opgravingen en de resultaten in handen te krijgen. Vergelijk ook eens opgravingsverslagen van opgravingen op dezelfde plaats, maar die werden uitgevoerd op verschillende tijdstippen. Bijvoorbeeld één van een opgraving in 1980 en één in 1995, maar uitgevoerd op dezelfde plaats. Raadpleeg of bezoek ook eens een museum en ga na welke zaken worden tentoongesteld, waarom en wat er gebeurt met de voorwerpen en materialen die niet worden tentoongesteld.
Dateringstechnieken ; dendrochronologie ; C-14 ; fysische antropologie ; botanie ; palynologie ; archeo-zoölogie ; DNA ; entomologie ; bodemkunde ; museumcatalogi ; wetenschappelijke publicaties ; etc.