De VOC: Verenigde Oost-Indische Compagnie
De VOC, opgericht in 1602, was in de 17e en 18e eeuw de grootste handelsonderneming ter wereld. Met meer dan 100 schepen, duizenden werknemers, tientallen kantoren in Azië en zes vestigingen in Nederland (de "VOC-kamers"), domineerde de VOC de internationale handel.
De VOC-kamers waren verantwoordelijk voor alle werkzaamheden: ze bouwden schepen en pakhuizen, voerden handel in diverse goederen en bestuurden de gebieden die ze in Azië veroverden. Tussen 1595 en 1795 werden er bijna 4800 reizen naar Azië gemaakt, ondanks de grote risico's zoals stormen en piraten.
De schippers kregen gedetailleerde instructies mee over de te varen route, winden, stromingen, ondiepten en oriëntatiepunten. De VOC maakte zelf zeekaarten en navigatie-instrumenten, en zorgde ook voor proviand, gereedschappen, onderdelen en munitie voor de lange reizen.
Naast handelsgoederen werden er ook gebruiksgoederen meegenomen, zoals textiel, wijnen, verfstoffen, voedsel, water en munitie. Het belangrijkste deel van de lading was echter goud en zilver, waarmee in Azië specerijen, zijde, koffie, thee en suiker werden gekocht. De reis naar Azië duurde gemiddeld acht maanden, waardoor snel bedervende producten zoals bananen geen optie waren.
Twee eeuwen lang domineerde de VOC de internationale handel. Maar aan het eind van de 18e eeuw liep het mis door toenemende concurrentie en de oorlog met Engeland. In 1795 werd de VOC failliet verklaard en opgeheven.
