Je hebt de film van Al Gore gezien. Hij laat daarin zien hoe hij aankijkt tegen klimaatverandering.
Je gaat nu zelf laten zien hoe het zit met klimaatverandering en wat jouw mening is over het thema. Dat doe je door een eigen filmpje te maken.

Voordat je kunt gaan filmen moet je weten wat of wie en waar en wanneer je gaat filmen.
Daarom moet je eerst een scenario schrijven.
Maar waar gaat het scenario over? Je moet je natuurlijk eerst verdiepen in het onderwerp. Daarom krijg je een aantal thema’s waar je uit kunt kiezen. De thema’s die je hebt gekozen verwerk je in je scenario. Die thema’s en jouw mening moeten later allemaal duidelijk terugkomen in je filmpje.
De thema’s zijn breed en omvatten veel informatie. Daarom onderzoek je het thema eerst, voordat je bedenkt hoe je (een deel van) het thema in je scenario kunt terug laten komen. Op basis van de thema’s die je onderzocht hebt bedenk je een probleemstelling.

Tijdens de gehele opdracht lever je twee producten: het scenario en de film. Je wordt beoordeeld op de film.

Omdat het onderwerp heel divers is, en zelfs de wetenschappers het niet altijd met elkaar eens zijn, is het belangrijk dat je duidelijk laat zien wat je er zelf van vindt. En wat eventueel je eigen rol is.

Tijdens je onderzoek en in je filmpje behandel je de volgende drie fasen:

  1. Probleem: wat is er aan de hand met het klimaat?
  2. Dreiging: waar kan klimaatverandering toe leiden?
  3. Oplossing: hoe kunnen we die dreiging afwenden of voorkomen?

Je mag zelf kiezen waar je de meeste aandacht aan schenkt. Als je vindt dat het probleem het belangrijkste is om te laten zien, dan doe je dat. Als je er maar wel voor zorgt dat het filmpje één geheel wordt.

Waar je wél op moet letten is dat je bij dit onderwerp te maken hebt met duurzame ontwikkeling en de zogenaamde ‘Triple P’: people (mensen), planet (aarde), profit (winst ). Meer over duurzame ontwikkeling en ‘Triple P’.

Sinds het begin van de industriële revolutie is de samenstelling van de atmosfeer aanzienlijk veranderd. De concentraties van de meeste broeikasgassen, zoals CO2 hebben in de afgelopen tien jaar de hoogste waarde sinds het begin van de metingen bereikt.
De toename van de CO2 (koolstofdioxide) concentratie wordt vooral veroorzaakt door de verbranding van fossiele brandstoffen, zoals steenkool, aardolie en aardgas. Landbouw, veeteelt en gaswinning dragen bij tot de uitstoot van broeikasgassen zoals methaan en lachgas, en tot de vorming van extra ozon.
Door drijfgassen in spuitbussen en koelvloeistoffen in koelkasten zijn er grote concentraties van CFK’s in de atmosfeer ontstaan. Deze tasten de ozonlaag in de stratosfeer aan. Menselijke activiteiten verhogen ook de aërosolen zoals roet, in de atmosfeer.
Deze menselijke bijdrage aan de klimaatverandering zorgt volgens veel mensen voor problemen en bedreigingen, waar oplossingen voor gevonden moeten worden.

Kies drie tot vijf van de onderstaande 17 thema’s. Je bent vrij in je keuze, maar je moet wel van alle drie de fasen (probleem, dreiging en oplossing) een thema kiezen en zorgen dat ze samen een geheel vormen.

Probleem:

  1. Productie.
    Welke afwegingen maakt een bedrijf tijdens het productieproces?
    Op basis waarvan beslist de bedrijfsvoering welke machines er gebruikt worden, of hoe milieuvriendelijk hun product wordt?
    Welke drijfveren maken dat een bedrijf wel of niet duurzaam produceert?
  2. Consumptie.
    Waarom doen mensen wat ze doen? Waarom kopen ze wat ze kopen?
    Waarom kopen consumenten wel of geen duurzame producten. Welke drijfveren hebben ze?
  3. Welvaart.
    Voor economen is het interessant om te zien welk percentage van het inkomen uit wordt gegeven aan energie, of aan milieukosten.
    Bestaat er een aantoonbaar verband tussen welvaart en de uitstoot van broeikasgassen?
  4. Economische groei.
    Klimaatverandering is een wereldwijd probleem en wordt deels in de hand gewerkt door economische groei. Toch probeert ieder land, overal ter wereld zijn economie te laten groeien. Met name de China en India kennen een ongekend hoge economische groei.
    Kan de drang naar economische groei klimaatverandering als gevolg hebben?

Dreiging:

  1. Concurrentiepositie als ‘prisoners dilemma’.
    Overal ter wereld wordt energie verbruikt en worden broeikasgassen uitgestoten. Om daar verandering in te brengen zijn aanpassingen nodig en moeten andere energievormen aangewend worden. Het probleem is dat diverse partijen de kat uit de boom kijken, of niet weten of de wereldeconomie meegaat. Als een bedrijf duurzame en duurdere producten maakt, en andere bedrijven blijven goedkopere, niet duurzame producten maken, gaat het wellicht failliet. Moet het de ‘gok’ nemen dat de aanpassingen geen financiële strop worden?
  2. Kosten van klimaatverandering.
    Wat zijn de kosten van klimaatverandering? Met welke kosten krijgen bedrijven te maken? En met welke kosten krijgen overheden te maken?
  3. Sociaaleconomische problemen.
    Wat zijn de sociaal economische gevaren van klimaatverandering? Wat zijn de gevaren voor ontwikkelingslanden en verschillen deze van de gevaren voor Westerse landen?
    Bestaat de kans dat de welvaartsverdeling schever wordt?
  4. Consumptie.
    Wat voor consequenties kan klimaatverandering hebben voor consumenten? Kunnen producten duurder worden en zal daardoor de koopkracht dalen? Krijgen we andersoortige producten?

Oplossingen:

  1. Duurzame ontwikkeling.
    Er zijn diverse voorbeelden te geven, die op hun eigen wijze de klimaatverandering kunnen beïnvloeden. Duurzame ontwikkeling heeft ook een belangrijke economische component (de P van profit, oftewel winst). Wat is duurzame ontwikkeling en hoe kan dat de klimaatverandering beïnvloeden?
    Wat is bijvoorbeeld duurzame productie en wat is een klimaatneutraal product?
  2. Schaalvoordelen: een vraag-en-aanbod vraagstuk.
    Wat zijn schaalvoordelen en wanneer zijn er schaalvoordelen te behalen voor producenten van duurzame en klimaatneutrale producten?
  3. Terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen.
    Daar zijn kosten aan verbonden zoals aanpassingen van motoren, emissierechten, of bouwvergunningen voor bedrijven.
    Hoe hoog zijn de kosten en wat krijg je er voor terug?
  4. Klimaatverandering als kans. Duurzaam of klimaatneutraal produceren.
    Klimaat leeft. Consumenten zijn meer en meer bereid om duurzame, of klimaatneutrale artikelen te kopen. Hoe kunnen producenten deze kans het beste benutten?
  5. Duurzaam Nationaal Inkomen: bewustwording en beleving.
    Als mensen hun welvaart gaan meten met behulp van het duurzaam nationaal inkomen, zullen ze meer geneigd zijn duurzamer te leven.
    Wat kun je aflezen aan het Duurzaam Nationaal Inkomen en wat heb je daaraan?
  6. Politiek ingrijpen op niveau.
    De politiek kan producenten en consumenten sturen door middel van regelgeving. Welke economisch maatregelen kan de politiek nemen? Welke bestuurslaag kan dat het beste doen en vooral waarom? Is dat de gemeente, provincie, nationale overheid, de EU, of een overkoepelende mondiale organisatie?
  7. Politiek ingrijpen: energie.
    Wanneer zal er op grotere schaal van meer milieuvriendelijke energiebronnen gebruik gemaakt gaan worden? Welke maatregelen moeten er genomen worden en door wie? Wat zouden daar weer (in)directe gevolgen van kunnen zijn? Denk bijvoorbeeld aan de vraag naar landbouwgrond, wanneer er op grotere schaal koolzaad verbouwd gaat worden. Zal dit bijvoorbeeld van invloed zijn op de prijs van andere landbouwproducten?
  8. Politiek ingrijpen: regelgeving.
    Bedrijven durven niet altijd hun productiestructuur aan te passen. Hoe zinvol is het dat de overheid duurzame productie stimuleert of verplicht stelt?
  9. Concurrentiepositie voor pioniers.
    Door nu al aanpassingen te doen ben je voorbereid op de toekomst. Je doet ervaring op, met nieuwe technieken en productiemethodes en plukt daar later de vruchten van.
    Kun je je concurrentiepositie juist verbeteren door te investeren in de toekomst?

Naar de werkwijze